januari 2024
Portie
Portie
Op het nachtkastje staat een bord vol met pasta. Een paar slierten spaghetti hangen over de rand. Ik zie Henk naar mij kijken. Eén wenkbrauw schiet omhoog. Een mondhoek gaat erachter aan. “Ja, ik hoor je denken: wat is dít nou? En eerlijk gezegd denk ik dat ook”, gnuift Henk.
“Mijn dochter kwam eten voor me brengen. Ik had een kleine portie gevraagd, want ja: zóveel trek heb ik niet meer. Wat versta jij onder 'een kleine portie'? Want voor mij is dat een half gevuld gebaksschoteltje. Déze enorme hoeveelheid hier kon ik al niet eten toen ik nog niet ziek was, laat staan nu ik half dood ben. Maar ja, mijn dochter denkt: zolang ik er eten in blijf proppen, blijft pa leven. Ik snap haar wel, en ik zou zo graag willen dat ze mij ook snapt: mijn wereld wordt steeds kleiner, en ik hoef niet zo veel meer. En zéker geen eten!”
Na deze woordenwaterval ga ik bij Henk zitten. Ik zie dat hij wat emotioneel is.
“Hé, Henk, wat raakt je nou zo?”
Henk weet het niet precies. Er flitst van alles door zijn hoofd, vertelt hij.
'En wáár denk je dan aan, Henk?” Ik schuif mijn stoel iets dichterbij en om mijn evenwicht te bewaren, leg ik mijn hand op de rand van het bed. Henk legt zijn hand over die van mij.
“Jij bent ongeveer net zo oud als mijn dochter.” Henk bedoelt niet de 'pasta-dochter'. Hij vertelt dat hun oudste op haar 19e is verongelukt. “Het was zo'n klap voor ons. En nu ik jou zo zie, moet ik aan haar denken: aan wat zij van haar leven gemaakt zou hebben, of ze gelukkig zou zijn, en of zij mij ook van die volle borden zou geven. Ik zie er zo naar uit om weer bij haar te zijn. En tegelijk: als ik dit denk, voel ik me schuldig ten opzichte van mijn andere dochter, want zij kan me niet loslaten en komt steeds weer eten brengen. Je moet wél eten, pa!, zegt ze dan.”
Henk kijkt voor zich uit terwijl hij vertelt. Alsof hij zijn meiden voor zich ziet. Intussen bekijk ik de kronkelige kraaienpootjes bij zijn ogen, en ik zie lijnen als bergweggetjes langs zijn mond naar omlaag gaan. Een verdrietig decor dat bij zijn woorden past.
Ik voel een kneep in mijn hand. “Hé Trudy, en wat denk je: onze enige zoon heb ik jaren niet meer gezien. Dat is zijn keuze. Wat hebben we daar 'n verdriet van gehad. Nog steeds eigenlijk. Machteloos waren we. We konden er níets mee! Ja, dat is dan weer een andere soort van rouw. Als mensen soms vragen hoeveel kinderen ik heb, ben ik altijd even stil. Altijd eventjes in de war. Ik zeg uiteindelijk steeds weer dat mijn vrouw en ik drie lieve kinderen hebben gekregen. Want zo is het.”
Henk draait zich naar mij en haalt zijn hand van de mijne af. “Wat een verhaal, hè, en dat naar aanleiding van een enorme portie pasta. Over porties gesproken: ík heb mijn portie in het leven wel gehad, vind ik.” “Oh Henk, je hebt je portie zeker wel gehad. Het is heel wat om mee te dealen. En ook heel wat om met mij te delen.”
Henk vindt het fijn dat hij zijn ei kwijt kon en sluit nu graag even zijn ogen. “Denk erom: effe maar, hoor, dus ik zeg: tot ziens!” “Oké, Henk, ik ben weg. Enne: ik neem je bord mee?”
Henk zijn kraaienpootjes schieten vrolijk omhoog. “Ja zeker, geef die portie maar aan Fikkie!”